Leeftijd en naaldangst

Specifieke leeftijdsinformatie klik hier

Leeftijd algemeen

Kinderen hebben een sterke afkeer van naalden. De helft van de kinderen en adolescenten vertonen duidelijk waarneembare distress. De meeste distress werd waargenomen bij de zeer jonge kinderen (2,5 tot en met 6 jaar). Hiervan vertoonde 83% panische stressreacties. Bij de groep 7-12 jaar was dit nog 53% en bij adolescenten

28%. Het gaat hierbij om een onderzoek waarbij de kinderen geprikt werden, zonder dat een van de ouders aanwezig was. Dit zal zeker een sterke rol spelen bij de mate waarin stress wordt ervaren. Zij vonden dat ouders van angstige diabetespatiënten meer naaldangst bij zichzelf rapporteerden dan hun kind. Dit zou erop kunnen wijzen dat angstige kinderen hun ouders ‘besmetten’. Een angstig kind leidt tot veel negatieve informatieoverdracht ten aanzien van naaldbehandelingen, waardoor de ouders sterk angstige associaties opbouwen, waar ze vervolgens zelf weer onder gebukt gaan, indien ze zelf een naaldbehandeling moeten ondergaan.

16% van de middelbare scholieren (n= 1350) meldde hoge angst bij medische behandelingen en met name tandartsbehandelingen42. Vika et al. (2006) vonden een prevalentie van 15% bij 18 jarigen (n= 1385) die zichzelf evalueerden op angst, pijn, onaangenaamheid en flauwvallen bij medische injecties. Het gaat hierbij om ervaren problemen die leiden tot vermijding van de behandeling. 7% meldde syncope bij de laatste injectie. 5,2% vermeed de medische behandeling. Uit analyse bleek dat angst de reden voor de vermijding was.

Over het algemeen geldt dat injectieangst afneemt naarmate men vaker injecties ondergaat met een toegenomen gevoel controle over de omgeving te hebben, wanneer men volwassen is. Naaldangst lijkt gemiddeld bij 40-plussers geleidelijk aan een minder grote rol te spelen. Toch kan 10% nog fobisch genoemd worden.

Volwassenen lopen vaker tegen emotionele barrières aan als men zichzelf moet injecteren.