Naaldenfobie / injectiefobie / naaldangst / prikangst

Injectiefobie, het enkelvoudige type

Naaldangst kan een geheel opzichzelfstaand fenomeen zijn, waarbij een heftige geconditioneerde fobische respons (paniek) optreedt tijdens de confrontatiemomenten met de naald. Bij een enkelvoudige naaldfobie speelt minder vaak de angst voor het flauwvallen, de zogenaamde vasovagale respons, een rol.

De angst en het daarbij behorende controleverlies betreft veeleer de vrees om te beven, te gaan huilen of gillen, in paniek de kamer uit te lopen, te slaan of schoppen of ander onredelijk gedrag te vertonen tegen omstanders wanneer men een injectie moet ondergaan. De angst kan door een traumatische ervaring of onveiligheidsgevoel begonnen zijn. Soms heeft men geen bewuste herinneringen meer heeft aan het beladen voorval omdat men te jong was.

Dit zijn typische kenmerken tijdens confrontaties bij naaldfobici, maar ze zijn atypisch voor mensen met een omvattende bloed-, verwondings- en injectiefobie.

Medische diagnose

Naaldangst is in 1994 officieel erkent en opgenomen in het diagnostisch handboek, de DSM-IV. Volgens het actuele handboek diagnostiek de DSM-5 (Diagnostic and Statistical Manual) kan het worden aangeduid als een specifieke fobie, en wel het subtype, bloed, injectie- en verwondingsfobie.

De naaldangst bereikt volgens de DSM-5 fobische intensiteit als de klacht voldoet aan de volgende criteria:

A. Duidelijke en aanhoudende angst die overdreven of onredelijk is, uitgelokt door de aanwezigheid van of het anticiperen op een injectie of injectienaald of medische omgeving die daarmee geassocieerd wordt.

B. Blootstelling aan de situatie veroorzaakt bijna zonder uitzondering een onmiddellijke angstreactie, die de vorm kan krijgen van een paniekaanval.

N.B.: Bij kinderen kan de angst naar voren komen in de vorm van huilen, woede-uitbarstingen, verstijven of vastklampen.

C. Betrokkene is zich er van bewust dat de angst overdreven of onredelijk is.

N.B.: Bij kinderen kan dit kenmerk ontbreken.

D. De fobische situatie(s) worden vermeden of anders doorstaan met intense angst of lijden.

E. De vermijding, de angstige verwachting of het lijden in de gevreesde situatie belemmert in significante mate de normale routine, het bezoeken van gezondheidsdiensten, het beroepsmatig functioneren (of de studie of beroep), of sociale activiteiten of relaties met anderen, of er is een duidelijk lijden door het hebben van de fobie.

F. Bij personen onder de achttien jaar is de duur ten minste zes maanden.

G. De angst, paniekaanvallen of fobische vermijding die samengaat met een specifiek voorwerp of situatie is niet eerder toe te schrijven aan een andere psychische stoornis.*


*Ofschoon volgens de DSM traumatische prikervaringen of medische trauma's rondom het prikken als trauma gediagnosticeerd kunnen worden, voldoet de resulterende naaldenangst veelal aan dezelfde kenmerken.

injectiefobie / naaldenfobie vs bloedfobie