Behandeling van chronische aandoeningen

Langdurige behandeling

Chroniciteit van de aandoening in relatie tot naaldangst. Een interessante variabele is de lengte van de behandelperiode die men doorloopt.

Aannemelijk is dat men minder problemen heeft met injecteren naarmate men vaker een injectie ondergaat en eraan went. Toch blijkt dit lang niet altijd zo te zijn. Cox & Stone vonden dat sommigen vooral in het begin van de behandeling problemen hadden met zelfinjecteren. Opmerkelijk genoeg was er daarnaast ook een groep die naaldangst later in de behandeling ontwikkelde, na maanden of jaren. Het feit dat een groep mensen juist na langdurige behandeling angst ontwikkelt, wijst er waarschijnlijk op dat bij deze groep minder gedacht moet worden aan een fobische angst. Waarschijnlijk gaat het meer om prikweerstanden en verzadiging met negatieve ervaringen. De aanpak van deze vertraagde ontstaansvormen zal daarom waarschijnlijk andere interventies vergen, die mogelijk meer gericht zijn op cognitieve therapie en lotgenotenondersteuning.

De wittejassenangst kan echter veel verder gaan. Negatieve ervaringen ten aanzien van lichamelijkheid, bijvoorbeeld door lichamelijk geweld, seksueel misbruik maar tevens schaamte voor het zichtbaar zijn van spanningssignalen, kunnen de medische procedure beladen maken. De spanning kan zich uiten in verkrampingen of convulsies die optreden tijdens de injecties. Ook controleverlies waarvoor men zich duidelijk schaamt bijvoorbeeld overmatige transpiratie, huilen of trillen kan vermijding voor toekomstige naaldprocedures in de hand werken. Indien de schaamte en overmatige spanning pas tijdens de medische procedure aan het licht komt, is het veelal gewenst deze individueel na te bespreken en daarbij eventueel tips te geven ten aanzien van een volgende keer of door te verwijzen.