Participant modeling
Naast passieve blootstelling en ondergaan c.q. ontvangen van een injectie in een gevreesde situatie, kan een patiënt ook actief meewerken aan het prikken. Dit heet ‘participant modeling’
Bij ‘participant modeling’ gaat het om het verwerven van de vaardigheid zichzelf te (helpen) injecteren.
Bij 'response modeling' gaat het puur om het afkijken: kijken bij de bloedbank, het eerst een ander laten prikken en observeren.
Participant modeling: eerst injecteren in een sinaasappel daarna zichzelf prikken, het oefenen van een vingerprik eerst op de behandelaar en vervolgens op zichzelf.
In het geval van ‘participant modeling’ doet de behandelaar een activiteit voor (‘response modeling’) die daarna door de patiënt wordt verricht. Dit kan onder andere de techniek van het prikken betreffen.
Indicatie voor participant modeling is met name waar het gaat om patiënten met een zeer sterke controle behoefte waarbij de afweer meer op de voorgrond staat dan de angst. Passieve blootstelling aan fobische prikkels levert geen angst op, zolang de patiënt weet dat er niet geprikt gaat worden. Bij angst alleen volstaat veelal ook passieve exposure.
1) Ondergaan van een injectie door een arts of verpleegkundige lukt pas als de patiënt zich eerst zelf heeft kunnen prikken.
2) De manier waarop de arts of verpleegkundige prikt kan het best gelijk zijn aan de manier waarop de patiënt zichzelf heeft leren prikken.
Bandura’s ‘self–efficacy’–theorie (1977) behelst dat fobische patiënten het meest gebaat zijn bij het verwerven van een vaardigheid en het ontkrachten van negatieve verwachtingen. Conform deze theorie kan men bij de prikfobie een maximaal behandelingseffect verwachten indien de patiënt met behulp van ‘participant modeling’ leert zichzelf te prikken. Pas dan is immers sprake van een optimale beleving van beheersing van de situatie. (Meer informatie: Trijsburg et. al Tijdschrift voor Psychotherapie (1992) 18:215–222 ).